Pseudo-epilepsie

Hap:

Twee jaar heb ik met heel veel plezier gewerkt als chauffeur van de huisartsenpost in Venlo en Venray. Met veel leuke en sommige ietsie minder leuke collega’s heb ik heel wat meegemaakt.

Deze verhalen ben ik aan het opschrijven. Af en toe plaats ik er eentje. Zoals vandaag.

Zaterdag, tegen het einde van een dagdienst:
Het is lente maar nog best koud, we worden naar een gezin gestuurd waar de dochter epilepsie van heeft. Ze zit al 4 uur in de epileptische aanval en komt er niet uit. Onderweg leest de arts het dossier, zover we die hebben, van de jonge dame door.
Als we aangekomen zijn maakt een rustige man met een lichte baard de deur open. Geen paniek. Kennelijk heeft hij dit vaker meegemaakt.
Als we moeder ook een hand hebben gegeven en we onze jassen over een stoel hebben gelegd gaan we bij de dochter kijken. Er staat een soort van bed/bank in de achterkant van de woonkamer. Naast een groot raam. Daar ligt ze op. Alle spieren aangespannen. De vingers krom. De armen in een niet normale rustige positie.

Serieus:
De dokter gaat bij haar op het bed zitten, ik op een stoel ernaast. Hij controleert alle vitale functies. Hart, longen, bloeddruk en zelfs suiker. De ouders vertellen en vertellen. Ze vullen elkaar aan en praten maar door. Bang dat ze iets vergeten. Ze vertellen dat dit vaker gebeurt. Dat ze soms uren in een aanval blijft. Dat ze al weken in het ziekenhuis heeft gelegen maar, dat er niks gevonden is. Ze heeft ook daar aanvallen gehad, en de langste duurde wel bijna negen uur. Ze hadden het gevoel dat ze in het ziekenhuis in Venlo werden uitgelachen, dat hun dochter niet serieus werd genomen en hun dochter wilde ook nooit meer naar dat ziekenhuis. Ze werden er slecht behandeld. Ze wisten ook dat als de aanvallen langer dan 4 uur duurde ze naar de dokter moesten bellen. Maar ze wilde NIET naar Venlo. “We willen naar Boxmeer of liever nog naar het epileptischcentrum in Sterksel.”

Fake:
Na dat de dokter, de dochter, een meid van 19 met mooie blonde haren en blauwe ogen helemaal had onderzocht belde hij de behandelende afdeling in het Viecuri ziekenhuis in Venlo. Een lang gesprek volgt. Met veel moeilijke termen en het uitwisselen van informatie. Daarna belt hij het ziekenhuis in Boxmeer. Een gesprek dat een stuk minder lang duurt, met als resultaat dat ze niet naar Boxmeer kan gaan. De arts aan de andere kant van de telefoon raadt aan om bij de behandelend arts te blijven. Zeker nu het weekend is en het juiste personeel niet aanwezig is.
“Nee” ze gaan niet naar Venlo. “Die lachen ons uit en zeggen dat ze alles faked.”

Sterksel:
Ik weet niet meer precies in welke woorden de dokter het verwoordde maar het kwam erop neer dat alle onderzoeken hadden uitgewezen dat ze geen epileptische aanvallen heeft maar dat het een pseudo-epileptische aanval is. Een psychische aandoening die het lichaam zich heeft “aangeleerd” als verdediging als dingen te moeilijk worden of als er te veel stress is.
De ouders hebben het al eerder gehoord maar zijn er niet van overtuigd. “Kijk haar nou liggen, ze reageert nergens op, haar ogen weggedraaid (ogen zijn dicht, maar als je de oogleden optilt zie je de pupil bijna niet meer) haar armen in een spastische stand. Dan doe je niet net alsof.”
We moeten maar naar Sterksel bellen, die nemen haar wel op.
Om de ouders tegenmoet te komen belt de dokter ook naar Sterksel. Na een hoop “uhu” en “ja dat begrijp ik” legt de dokter op en vertelt de ouders dat hun dochter echt niet naar Sterksel kan. Daar nemen ze in het weekend alleen in hoge uitzondering met grote spoed epileptische patiënten op. Mensen met pseudo-epileptie worden nooit opgenomen. Die komen naar de dag therapie. Dan volgt er eerst een intake en vandaar uit wordt gekeken of er een behandeling komt of niet.

Voorbij:
Nu worden de ouders toch wat onrustig. Er zijn inmiddels drie kwartier verstreken sinds wij er zijn. Hun dochter zit nu alweer bijna 5 uur in deze aanval en waar moeten ze nu dan heen?
Dan neemt de dokter een moeilijke beslissing. “Celine bel de ambulance maar. Ze gaat nu naar Venlo”. Hij had deze zin nog nauwelijks uitgesproken en de spieren werden slapper, haar vingers werden soepel en haar ogen gingen rustig open. Verbaasd kijkt ze ons aan en draait dan naar haar ouders. Ze is er weer bij.
Ze reageert op alles en we kunnen rustig met haar praten. Ze vertelt over haar opleiding voor operatieassistente en de dokter verwacht dat daar misschien iets te veel stress en druk op dit moment bij komt kijken want, na het weekend heeft ze een toetsweek.
Na ongeveer 75 minuten stappen we weer in de auto, op weg naar de volgende visite.

Advertentie

Mijn boek

ambu

Ik ben een boek aan het schrijven. Of eigenlijk, ik ben heeeeeel veel boeken aan het schrijven. Zeker heb ik 4 beginnen, maar na ongeveer 5 A4tjes stop ik steeds om een of andere reden.

Goed.

Nu gaat het wel goed. Ik schrijf nu over wat ik heb meegemaakt. Kris kras door elkaar. Eerst de lost staande verhalen en dan ga ik alles aan elkaar borduren.

Dat zou dus moeten lukken. Het gaat de goede kant op.

HAP.

Ik schrijf situaties die ik heb meegemaakt toen ik Visite Assistent was….nee wacht even…toen ik MMA, mobiel medisch assistent, was of was ik toch visite assistent?? Nou ja, die verhalen dus. Twee jaar heb ik gewerkt als chauffeur bij de HAP (huisartsenpost) in Venlo en Venray. 20 uur in de week. Nachtdiensten, avonddiensten en weekenddiensten. Ik vond het werk geweldig. Echt mijn dingetje en het was goed te combineren met mijn werk als editor.

Samen met mijn collega chauffeurs, de doktersassistenten en artsen heb ik in die twee jaar best wat meegemaakt. Mooie verhalen, trieste verhalen, vreselijke verhalen.

En dan niet alleen de verhalen van de huisbezoeken.

500.

Vijfhonderd woorden moet je schrijven per dag. Zeggen ze. Ik heb ze nog niet geteld eerlijk gezegd. Meestal schrijf ik 1 gebeurtenis in 1 keer. Ik heb nu een hoop losse verhalen die ik later aan elkaar ga schrijven met het verhaal achter de schermen. Het verhaal over hoe er in die twee jaar is omgegaan met het beroep Visite Assistent.

Ik ben waarschijnlijk geen echte schrijver. Ik denk: “Als ik nou op maandag 1000 woorden schrijf, heb ik dan op dinsdag vrij?” Geen goed uitgangspunt…;-)

Advies.

Laatst kreeg ik een goed advies, een advies dat is blijven hangen. Een collega vertelde me dat hij dat advies ook weer had gekregen van een andere schrijver. “Stop nooit met schrijven als je het niet meer weet. Altijd stoppen als je nog weet hoe je verder moet.”

Dat vind ik moeilijk. Zolang ik nog weet wat ik wil schrijven, wil ik ook door gaan. Je stopt pas als je vast zit maar, als je vast zit dan ga je niet meer verder. Daarom schrijf ik in verhalen. Iedere keer 1 ervaring. Het werkt.

Leuk.

Dan is er natuurlijk nog de vraag of alleen ik deze verhalen leuk vind of dat andere mensen het ook leuk vinden om te lezen. Moeilijk moeilijk. Ik denk dat er wel mensen zijn die het leuk vinden. Er staan ook altijd mensen te kijken als ze de HAP-auto zien staan of als er een ambulance aan komt rijden. Ik ben wel eens de auto uit gestapt dat ik dacht: “moet ik nou zwaaien naar al die mensen?” Op ieder balkon van de flat stonden wel mensen te kijken. Ik heb maar net gedaan of ik ze niet zag.

Bang.

Als je nou met mij hebt samengewerkt in die twee jaar dan hoef je niet bang te zijn dat je in mijn boek voorkomt. Misschien herken je verhalen of situaties. Misschien denk je wel: “Oh daar was ik bij” of “dat kan ik me nog herinneren”. Misschien herinner je het je wel heel anders. Ik schrijf het op zoals ik het uit mijn hersenpannetje weer naar boven kan halen. Zoals ik het gevoeld en ervaren heb.

Met mijn collega’s, chauffeurs, assistentes en artsen kon ik het goed vinden en heb ik hele fijne tijd gehad. Dus, tenzij je aan geeft dat je nog een leuk verhaal weet, kom je niet in mijn boek.

… 

Maar krijg jij het nu toch een beetje benauwd en vraag je je af: “Wat zal ze gaan schrijven? Kom ik er in voor? En zo ja, hoe zal ze over me schrijven en is dat wel positief?” Heb je een reden om te denken dat ik iets kan schrijven waardoor je ego een deuk op loopt of dat er situaties zijn die je liever niet in een boek ziet…

…..begin dan maar alvast te zweten.

Hihi, het wordt een leuk boek!!!